Een zorginstelling biedt een toekomstige medewerkster een contract aan. Bij de sollicitatie was aangegeven dat daarin ook een proeftijdbeding zou worden opgenomen. Kort na de indiensttreding ontstaat er onenigheid over een vooraf door de werkneemster geplande vakantieperiode. Hoewel de werkneemster stelt dat deze vakantie ruim van tevoren is doorgegeven, was deze informatie volgens de werkgever niet tijdig of duidelijk opgemerkt. Dit leidt bij de werkgever tot een verminderd vertrouwen. Op basis van deze gebeurtenissen, aangevuld met andere signalen zoals knelpunten over roosters, besluit de werkgever het dienstverband binnen de proeftijd te beëindigen.
Proeftijd
Bij een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van zes maanden of korter mag geen proeftijd worden afgesproken. In het contract staat dat de arbeidsovereenkomst geldt tot 2 juli 2025, een periode van zes maanden en twee dagen. Op een andere plek staat dat de overeenkomst wordt aangegaan voor de duur van zes maanden. Dit zorgt voor onduidelijkheid over de exacte duur van het contract. De kantonrechter oordeelt uiteindelijk dat de werkneemsterin redelijkheid mag begrijpen dat de overeenkomst voor zes maanden is aangegaan, waardoor het proeftijdbeding nietig is.
Gevolgen voor de werkgever
De gevolgen voor de werkgever zijn aanzienlijk. Omdat het proeftijdbeding in de arbeidsovereenkomst nietig is, wordt de beëindiging van het dienstverband op basis van dit beding onrechtmatig verklaard. Met betrekking tot de gevolgen van het onrechtmatige ontslag is een billijke vergoeding van € 17.000 bruto toegekend. Deze vergoeding is gebaseerd op het ernstig verwijtbare handelen van de werkgever, ook al zou die mogelijk in de veronderstelling hebben verkeerd dat het beding wel rechtsgeldig was.